Met het oog op United Nations Internationale Weduwendag op zondag 23 juni aanstaande publiceer ik elke dag een van de zes portretten op mijn blog.
Vandaag portret nummer 4: het verhaal van Kim en Kato.
In september 2010 overleed mijn man en de vader van
onze, toen 13 maanden oude, dochter. Dit was 19 maanden nadat de diagnose ALS
was gesteld. Ik was 29 jaar oud. Na een zeer intensieve periode van
voornamelijk zorg, kwam er na zijn overlijden een tijd van intense rouw.
Hierbinnen was er nauwelijks ruimte voor sociale contacten; mijn concentratie
en vermoeidheid hadden de overhand. Als iemand ons wilde zien moesten ze toch
echt onze kant op komen. Werken behoorde niet tot de mogelijkheden. Overleven,
de dag doorkomen, zorgen voor mijn dochter; daar had ik mijn handen vol aan.
In december 2011 ben ik op zoek gegaan naar werk. De baan die ik in 2009 had, was ik kwijt geraakt, dus ik moest opnieuw beginnen. Gelukkig verliep dit proces voorspoedig en vond ik een mooie baan voor twee dagen in het UMC. De financiële vooruitzichten die we samen hadden gehad waren een stuk rooskleuriger dan nu ik het inkomen alleen moest verdienen. Desondanks voelde ik sterk de behoefte om, boven het vermeerderen van mijn inkomsten, prioriteit te geven aan de zorg voor en de relatie met mijn dochter. Daarnaast namen rouw en uitputting nog enorm veel ruimte in beslag. Natuurlijk was werken noodzakelijk, maar dankzij de aanvulling van de ANW had ik een keus. Gezien onze situatie was dit geen luxe maar noodzaak. Uiteindelijk waren we als gezin allemaal tekort gekomen; ik kon de keuze maken om niet meer te kort te schieten.
Afgelopen september, twee jaar na het overlijden van mijn man, kreeg ik de mogelijkheid meer te gaan werken. Ik dacht deze kans met twee handen aan te grijpen, al was het maar om iets meer financiële armslag te hebben. Echter, voor het eerst in jaren had ik weer het gevoel te leven en kon ik, dankzij de aanvulling van de ANW nog steeds de keuze maken aan ons leven samen te werken.
In december 2011 ben ik op zoek gegaan naar werk. De baan die ik in 2009 had, was ik kwijt geraakt, dus ik moest opnieuw beginnen. Gelukkig verliep dit proces voorspoedig en vond ik een mooie baan voor twee dagen in het UMC. De financiële vooruitzichten die we samen hadden gehad waren een stuk rooskleuriger dan nu ik het inkomen alleen moest verdienen. Desondanks voelde ik sterk de behoefte om, boven het vermeerderen van mijn inkomsten, prioriteit te geven aan de zorg voor en de relatie met mijn dochter. Daarnaast namen rouw en uitputting nog enorm veel ruimte in beslag. Natuurlijk was werken noodzakelijk, maar dankzij de aanvulling van de ANW had ik een keus. Gezien onze situatie was dit geen luxe maar noodzaak. Uiteindelijk waren we als gezin allemaal tekort gekomen; ik kon de keuze maken om niet meer te kort te schieten.
Afgelopen september, twee jaar na het overlijden van mijn man, kreeg ik de mogelijkheid meer te gaan werken. Ik dacht deze kans met twee handen aan te grijpen, al was het maar om iets meer financiële armslag te hebben. Echter, voor het eerst in jaren had ik weer het gevoel te leven en kon ik, dankzij de aanvulling van de ANW nog steeds de keuze maken aan ons leven samen te werken.
De vraag of ik afhankelijk van een uitkering wil zijn lijkt mij net zo irrelevant als de vraag of ik op mijn 29ste weduwe wilde worden. Natuurlijk had ik, net als alle weduwen en weduwnaars die ik in de afgelopen jaren heb mogen leren kennen, liever een “gewoon” leven willen hebben. Vooropgesteld; ik ben dankbaar voor het vangnet van de ANW zoals het nu is. Het ontbreekt mij niet aan het besef dat dit geen vanzelfsprekendheid is. Ik hoop dat de politiek tot het besef komt dat het voor deze kleine groep medelanders noodzakelijk is deze steun te blijven ontvangen.
*Met hartelijke dank aan Stichting De Jonge Weduwe voor haar hulp bij het tot stand komen van deze serie www.dejongeweduwe.nl
No comments:
Post a Comment